Hoornse taart arrest
Tijdens mijn studie zijn er heel veel uitspraken van rechters behandeld. Een aantal zal ik vast vergeten zijn, maar het arrest Hoornse taart is mij altijd bij gebleven.
Het Hoornse taart arrest dateert alweer van het jaar 1911 (19 juni 1911), maar is een arrest dat nu nog steeds gebruikt wordt. Het is een arrest van de Hoge Raad dat betrekking heeft op voorwaardelijke opzet bij moord.
Om te kunnen spreken van moord moet er sprake zijn van opzet (opzettelijk handelen). Een persoon wil de gedraging met alle gevolgen die erbij horen en is zich hier ook bewust van (willens en wetens). Indien je per ongeluk op je balkon een bloempot laat vallen en die valt net op iemands hoofd, die aan de verwondingen overlijdt, is er geen sprake van moord.
In dit arrest wilde de verdachte, te weten de heer Beek, de heer Markus vergiftigen. De heer Beek had 200 gulden gestolen uit de gemeentekas. Nadat de heer Markus de burgemeester over de diefstal had verteld, werd de heer Beek op staande voet ontslagen. Uit wraak kocht de heer Beek een taart en voegde hieraan een dodelijke hoeveelheid rattenkruit toe. De bedoeling van de heer Beek was dus de heer Markus te doden.
De heer Beek liet vervolgens de taart door Van Gend en Loos bezorgen aan het adres van de heer Markus in Hoorn. Nadat de taart was bezorgd, was het niet de heer Markus die van de taart at, maar zijn echtgenote, die vervolgens aan vergiftiging overleed. Ook het dienstmeisje snoepte van de taart en werd ernstig ziek. Het dienstmeisje overleefde het wel.
De heer Beek werd vervolgd voor onder andere moord op de echtgenote van de heer Markus.
De heer Beek stelde zich op het standpunt dat het opzet ontbrak. Hij wilde immers niet de echtgenote van de heer Markus doden, maar de heer Markus. Naar zijn mening was er dus geen sprake van moord op de vrouw, maar “slechts” sprake van poging tot moord op de heer Markus.
Het Gerechtshof was het niet eens met de verdachte en veroordeelde hem wegens moord en poging tot moord tot een levenslange gevangenisstraf. De verdachte stelde vervolgens cassatie in bij de Hoge Raad. De Hoge Raad was het ook niet met de verdachte eens en overwoog:
“dat uit die opgave van den requirant het Hof aanwijzingen kon en dus ook mocht putten voor het bewijs, dat –al was des requirants beweegreden tot zijne daad alleen zijne begeerte om [W.]M. uit den weg te ruimen,– toch zijn (…) plan mede omvatte het dooden van die personen, die van de (…) taart mochten eten en wel in het bijzonder van de vrouw van die persoon.”
Dit arrest is een standaardarrest wat betreft voorwaardelijk opzet. Van voorwaardelijke opzet is sprake indien men zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans. Indien je een taart aan een huisadres laat bezorgen, is de kans aanmerkelijk dat iemand anders eveneens van de taart eet en dus overlijdt. Misschien was dat niet de bedoeling, maar indien je de kans accepteert dat iemand anders van de taart snoept en daardoor overlijdt, is er sprake van voorwaardelijke opzet en dus moord.