De bedenktermijn in een beëindigingsovereenkomst
De bedenktermijn in een beëindigingsovereenkomst
Een werknemer heeft bij het aangaan van een beëindigingsovereenkomst een bedenktermijn van 14 dagen. Binnen die termijn kan een werknemer zich bedenken en dus zonder opgave van redenen terugkomen op het besluit om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Maar wanneer begint die 14 dagen termijn te lopen?
De Rechtbank Zeeland – West – Brabant heeft hier recent meer duidelijkheid over gegeven (Zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15 februari 2017, ECLI:Nl:RBZWB:2017:1155). In die zaak hadden de werkgever en de werknemer, die beiden werden bijgestaan door een gemachtigde, overeenstemming bereikt omtrent de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De gemachtigde van de werknemer had het volgende e-mailbericht op 2 december 2016 gestuurd naar de gemachtigde van de werkgever:
“Op 28 november jl. is er overeenstemming bereikt over de vertrekregeling. Die datum dient uiteraard in de vso te worden opgenomen, ook al vindt de ondertekening kennelijk noodgedwongen later plaats.”
Op 13 december 2016 stuurde de gemachtigde van de werknemer dat de werknemer toch niet instemt met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst. De werkgever stuurde vervolgens dat de bedenktermijn was verstreken en dat de werkgever de werknemer aan zijn instemming wenste te houden. Nu de overeenkomst niet was ondertekend, was de bedenktermijn nog niet gaan lopen, aldus de werknemer. Wie heeft gelijk?
In de wet staat het volgende over de bedenktermijn (artikel 7:670 b BW):
“1. Een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, is slechts geldig, indien deze schriftelijk is aangegaan.
2. Indien de arbeidsovereenkomst door middel van een schriftelijke overeenkomst wordt beëindigd, heeft de werknemer het recht om deze overeenkomst zonder opgaaf van redenen, binnen veertien dagen na de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, door een schriftelijke, aan de werkgever gerichte, verklaring te ontbinden”.
Uit de wet volgt dus dat de beëindigingsovereenkomst schriftelijk moet zijn aangegaan (schriftelijkheidsvereiste). De wetsgeschiedenis is ook van belang. Daaruit blijkt dat vanwege het grote belang van een werknemer bij een behoud van een arbeidsrelatie er voor is gekozen om werknemers die schriftelijk instemmen met een opzegging of die een beëindigingsovereenkomst ondertekenen een bedenktermijn van veertien dagen te gunnen om hierop terug te komen. Het doel van de bedenktermijn is om te voorkomen dat een werknemer onder druk van de werkgever instemt, terwijl hij onvoldoende heeft kunnen overzien welke gevolgen de beëindiging voor hem heeft en het bieden van de mogelijkheid van de werknemer om juridisch advies in te winnen.
De kantonrechter in deze zaak overwoog dat het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:670b BW niet zover gaat dat de bedenktermijn pas gaat lopen na ondertekening van de overeenkomst. “Een zo vergaande afwijking van het reguliere contractenrecht en het systeem van aanbod en aanvaarding zou, zo de wetgever dat heeft bedoeld, in de wet of in ieder geval in de wetsgeschiedenis zijn genoemd. Aan het schriftelijkheidsvereiste ligt ten grondslag “dat in het vereiste van geschrift een bijzondere waarborg is gelegen dat de werknemer de consequenties van dit voor hem bezwarende beding goed heeft overwogen” (Hoge Raad 28 maart 2008, JIN 2008/288).”
Uit eerdere jurisprudentie blijkt dat met mededelingen per WhatsApp en met akkoordverklaringen per e-mail voldaan kan worden aan het schriftelijkheidsvereiste. De kantonrechter sluit zich hierbij aan. Uit de stukken blijkt dat de gemachtigde van de werknemer de gemachtigde van de werkgever op 28 november jl. heeft bericht dat het concept van de vaststellingsovereenkomst akkoord is. In dit bericht wordt de gemachtigde van de werkgever gevraagd de vaststellingsovereenkomst per post op te sturen. Uit deze correspondentie blijkt dus dat er schriftelijk overeenstemming was bereikt. De bedenktermijn van 14 dagen is dan ook op 28 november jl. gaan lopen.
Uit het bovenstaande blijkt dus dat de overeenkomst niet ondertekend hoeft te zijn voordat de bedenktermijn gaat lopen. De bedenktermijn vangt aan vanaf het moment dat er schriftelijk overeenstemming is bereikt. Dat kan dus ook per e-mail of zelfs per WhatsApp.
Terug naar het overzicht